Derde HSB team incasseert derde nederlaag

Elk foordeel hep sijn nadeel, leerden wij ooit van onze nationale voetbalgoeroe, en dit diepzinnige inzicht is ook in de schaakwereld van toepassing. Het was natuurlijk heel fijn dat we vorig seizoen met ons derde team kampioen werden in de eerste klasse van de HSB, maar promotie naar de hoofdklasse betekent dat we nu steeds een pak slaag krijgen. Nadat we tegen DSC 1 nog anderhalf bordpunt scoorden en tegen DSC 2 bijna een hoopvolle remise bij elkaar schraapten, werden we afgelopen maandag we met 8-0 afgedroogd door Schaakmat Westland 1. Gelukkig hebben we de twee allersterkste teams van de hoofdklasse nu gehad. Tegen de resterende teams hebben we in ieder geval op papier betere kansen. Met frisse moed en een uitstekende team spirit moeten die kansen, hoe klein ook, toch ook in genoeg bord- en wedstrijdpunten om te zetten zijn.

Aangezien de twee topborden van onze Westlandse tegenstanders bemand worden door getitelde spelers met torenhoge ratings, besloot ik als team captain om voor het eerst in mijn captain-carriere voor een “tactische” opstelling te gaan. Kasper en ik zouden ons op de eerste twee borden door de FM en IM laten afslachten zodat onze sterkste spelers op de wat lagere borden hopelijk nog een paar bordpunten bij elkaar zouden kunnen sprokkelen. Het maakte allemaal niks uit, op alle borden delfden de Delftenaren het onderspit. Achteraf gezien had ik misschien veel radicaler moeten zijn en ons bijvoorbeeld in omgekeerde volgorde van rating moeten opstellen. Dat zou misschien wel meer dan nul bordpunten opgeleverd hebben, maar toch op allerlei manieren heel verkeerd gevoeld hebben.

Twee van onze vaste en goed scorende spelers, Ariël en Nicolò, waren voor deze match helaas verhinderd. Twee bijzondere spelers konden voor hen invallen: kersvers DSC-lid en bijna-winnaar in het OPK toernooi van dit jaar Alexandros Hatzis Bakratsas, en veelbelovend jeugdtalent Oleg Nadrshin.

Individueel:

Wytze (1875), met zwart aan bord 8 tegen Menno Pietersma (2054), beet als eerste in het stof:

“Mijn partij was eigenlijk best wel snel voorbij, ik ging mee in het snelle spel van mijn tegenstander waardoor ik al op zet 13 een stuk verloor. De meest interessante positie van de wedstrijd was dit punt waar de computer aangeeft dat wit gewoon de pion op b4 moet pakken terwijl Pf5+ een mat in 12 is als het paard gepakt word. Nadat Pf5+ in de computer ingevoerd word ziet Stockfish ook dat het mat is. Mijn tegenstander zag dit mat ook niet maar zag wel dat deze combinatie stukwinst opleverde waardoor ik uiteindelijk in een toreneindspel kwam met een toren minder.”

De jonge Oleg (1867) speelde op bord 7 met wit tegen Johan Voorberg (2062), Oleg’s eerste officiële klassieke partij tegen een 2000+ tegenstander. “Mijn tegenstander was heel sterk, dus ik koos voor een Rossolimo variant om het centrum te veroveren. Dat lukte half, maar mijn tegenstander zette heel veel druk op de damevleugel. Na een dameruil kreeg hij een open lijn en mijn pionnen waren slecht. Uiteindelijk verloor ik een pion, waardoor ik in de problemen kwam. Zijn a-pion was heel sterk en helaas kon ik die niet stoppen. Na 46 zetten moest ik mijn koning omleggen.”

Jouke (1888), met zwart op bord 6 tegen Paul Brasser (2010): “Chaos ontstond op het bord, toen wit snel zijn g-pion in de strijd gooide. In de complicaties moet wit zijn rokade rechten opgeven, maar houd een extra pion over. Een betere versie van de complicaties had me gelijke kansen gegeven, maar ik koos een andere route die wit een onduidelijk maar significant voordeel gaf.

In deze positie speelde ik Lh4+, maar Ke2 gaf wit voordeel. Beter was cxd4!

In deze positie speelde ik Lh4+, maar Ke2 gaf wit voordeel. Beter was cxd4!

Op bord 5 had Brent (1964) met wit alweer zijn dag niet, tegen Henk van Putten (2081): “Mijn partij begon evenwichtig, we ruilden dames en een van zijn lopers stond een beetje buitenspel. Doordat zijn koning in het midden bleef kon ik sneller ontwikkelen. Helaas zag ik een paardschaakje over het hoofd, en vanaf dat moment verloor ik de controle over de partij, en geleidelijk aan kreeg mijn tegenstander een betere stelling. Dit resulteerde in belangrijk pionverlies en mijn koning kon daarna eenvoudig zijn pionnen naar de overkant van het bord laten wandelen.”

Op bord 4 bleef Alexander (2016) met zwart het langste doorspelen tegen Michiel van Woerden (2107). Hij wist een vrijpion op de a-lijn te krijgen, maar daar kreeg de tegenstander uiteindelijk drie pionnen in het centrum voor terug, terwijl het maar een kwaliteit kostte om de Alexander’s a-pion te neutraliseren.

Op bord 3 wist ook Alexandros (2059) met wit tegen Marnix Hofman (2246) geen upset te bewerkstelligen. Toen ik kwam kijken stond er een zwarte toren op de eerste rij en geen enkel wit stuk kon nog bewegen.

Op bord 2 mocht Kasper (1917) met de zwarte stukken zijn rug recht houden tegen FM Stefan Bekker (2333): “Ik speelde een solide opening en was tevreden met hoe ik na een zet of 10 stond. Ik koos voor het standaard f7-f5-f4 plan maar dat bleek in deze situatie onnauwkeurig. Toen wit met h4 ook …h5 uitlokte, zag mijn pionnenstructuur er uit als een goede Zwitserse kaas, en wits lichte stukken konden daardoor mooie outposts vinden. Ook mijn thematische pionoffer kon niet de gewenste activiteit brengen. Voor ik het wist werd mijn koning naar het centrum gejaagd. Mijn ‘king walk’ eindigde helaas minder goed dan die van Nigel Short: na 35 zetten stond ik mat op f3.”

Op bord 1 mocht ikzelf aantreden tegen IM Jan-Willem de Jong. Het ELO verschil was ruim 500 punten. Dat werkt gek genoeg heel ontspannend: ik hoef me nergens voor te schamen. Ik speelde een opening die vrij zelden in klassieke partijen gespeeld wordt. Hij koos voor een variant die wijlen Willem-Jan van den Broek, de vorige team captain van het derde HSB team van DSC, in 2022 tegen mij speelde in een interne competitie partij (remise). Na een logische maar onnauwkeurige zet van mijn IM tegenstander kwam ik verrassend goed te staan. Mijn tegenstander offerde een pion om zijn loper te activeren. We verbruikten allebei veel tijd, wij waren nog niet eens bij zet nummer 10 toen de partij op bord 8 al helemaal klaar was. We hielden de stelling spannend, we wisselden valstrikjes uit waar we niet in trapten, terwijl we allebei onze koningen in veiligheid probeerden te brengen. Ik kwam natuurlijk als eerste echt in tijdnood en toen kwam de blunder snel.

In de analyse met Stockfish zag ik dat ik bijna het hele middenspel erg goed stond, een tijdlang schommelde de evaluatie tussen +0.5 en +1.7, pas twee zetten voor het einde ging het helemaal mis. Met gezond tijdmanagement zou het door minder nauwkeurig spel waarschijnlijk geleidelijk aan bergafwaarts gegaan zijn, met wat langer nadenken bleef ik een tijdje op een prettige hoogvlakte en kukelde daarna het ravijn in. Choose your poison…


Hier heb ik net 17. Pb5! gespeeld, daar was ik heel content mee. Zwart kan de pion op e4 niet pakken, dat kost een stuk. 17. …, Lb6 18. Db4? Het gevaar van content zijn is dat je inkakt. In verband met de naderende tijdnood wilde ik naar een rustig eindspel afwikkelen, maar ik had nu door moeten pakken met 18. a4!! Zwart kan dan nog steeds niet op e4 pakken, bijvoorbeeld na 18. …, Dxe4 19. Kd2 Pf6 20. a5! kan de loper nergens heen. Zwart hield de stelling spannend met 18. …, Dg5?! en nu had ik de prachtige zet 19. Tag1! kunnen spelen. Als zwart die pakt dan slaat wit op c7 en wint. Een mogelijk vervolg zou nu zijn 19. …, Dh5+ 20. Kd2 0-0-0 21. Dc3! Pe7 22. a4 c6 23. Tg3 en wit heeft een fijne stelling. Maar ik speelde 19. Tae1 waardoor mijn tegenstander snel zijn stukken kon activeren en vijf zetten later blunderde ik in tijdnood een stuk. Moraal van het verhaal: ik moet sneller en efficiënter leren rekenen.